Printversie

Willem Snapper's nieuwsbrief 81, 3 augustus 2008.


Waarin lezers ongerust zijn
en
Waarin ik een beetje triest ben in Tombouktou

Dinsdag 22 juli
Even terug naar de maandag. Ik ga op bezoek bij het huis van Dramane, maar er is niemand. De laatste lootjes van de restauratie wegen het zwaarst. Het wachten is op de inrichting van de badkamer, het zetten van de tegels, een tweede laag verf, gangbaar maken van hang- en sluitwerk, en een restant electra. Ik doe wat boodschappen op de markt en het valt mij op dat er zowat niets te krijgen is. Er liggen nog wat rotte tomaten, die ik niet koop. Wel zijn er tot nu toe altijd aardappels.
Als ik terug ben, komt ook de varkensman langs. Ik koop een ribstuk, waarvan ik carbonades maak. Dat valt niet mee, er komt een zaag aan te pas.
Ik ben nog steeds verkouden, al wordt het minder. De middag begint met een dut, want ik voel mij te moe. Maar er zijn geen andere verschijnselen, dus ik geloof niet dat ik ziek ben.
Rond tweeën rijd ik naar Mopti en ga op bezoek bij de gewonde Niangaly. Die was behoorlijk gewond geraakt bij de confrontatie tussen brommer en schaap. Hij zit inmiddels rechtop in zijn bed maar vooral zijn hoofd ziet er gehavend uit, opgezwollen en open wonden. Het gaat hem beter en vertelt dat hij nog wat pijn heeft aan zijn linkerarm. Hij klaagt ook over een oog.
Ik breng daarop mijn auto naar Lassine, die de tweede claxon aansluit, die ik in Bamako had gekocht. Verder repareert hij mijn ruitensproeier. De rubber leiding was in Bamako bij de missie aangevreten door ratten! Het klopt, ik heb er verschillende zien lopen, die via de wielen van de auto naar boven klommen, kennelijk tot in het motorcompartiment. De ruitenwisser doet het weer.
Afgelopen nacht heeft het zwaar geregend. Dat is prettig, maar niet voor de weg, de gaten worden alsmaar groter.
Ik had totaal niet begrepen dat ik vanmorgen een afspraak had met Niels en Anka, de laatste is de voorzitster van de Stichting Vive l'Inintiative, die goed werk doet in Bobo Diolasso (Burkina Faso) en in Mopti. Daardoor was ik een half uur te laat in hotel "Il n'y a pas de problèmes". Onderweg naar Mopti werd ik gebeld door Niangaly. Ik had aangeboden hem naar huis te rijden als hij uit het ziekenhuis zou worden ontslagen. Aangekomen in het hotel stelde ik voor eerst Niangaly naar Sévaré te vervoeren en dat ik terug zou komen om hen op te halen. Zo gezegd, zo gedaan. Samen met zijn zoons en aanhang rijd ik met een bomvolle auto terug naar Sévaré. Niangaly knapt gelukkig zienderogen op en ziet er een beetje minder gehavend uit.
Ik rijd weer terug naar Mopti en haal Niels, Anka en Baba op om gezamenlijk de tuin in Sangubaka te bezoeken en aansluitend de markt in Fatoma. We gebruiken de lunch bij mij thuis en daarna breng ik de hele club terug naar Mopti. Geen schokkende gebeurtenissen verder. De dag is alweer voorbij.
Voor de rest houd ik mij bezig met het scannen van mijn computer op virussen en spyware. Ik krijg diverse "waarins" terug omdat mijn internet-adres verdacht is. Mails naar yahoo lijken te worden geblokkeerd. Ik geef toe dat niet alles op mijn pc zo legaal is, maar waarom die mails niet aankomen weet ik vooralsnog niet, dat moet ik uitzoeken.

Woensdag.
Toch wel bijzonder. Het TV-journaal is voor 99% gewijd aan nationale nieuwsfeiten. De ene na de andere vergadering passeert de revue. Af en toe is er een bericht over Mugabe. Gisteravond zat er een item in over de arrestatie van Karadzic.
Vanaf zondag is Ablo bezig met een aantal reparaties aan het huis van Sékou en de muur om zijn tuin. Er zitten een behoorlijk aantal grote en kleine scheuren in de muren. Ondanks de harde grond zit er toch werking in. Dat komt voornamelijk tot uiting tijdens de regenperiode. Ik heb geen idee of het een struktureel probleem is hier in Mali, misschien ligt het aan de manier van bouwen of aan de kwaliteiten van aannemer Ablo. Het is niet onmogelijk dat hij heeft bezuinigd op de stevigheid van de fundering.

Zaterdag 2 augustus 2008
Ik heb sinds vorige week woensdag vier schatten van mensen uit Nederland op bezoek en het kostte hen niet veel moeite mij geheel naar hun hand te zetten door mij te vragen mee te gaan naar de Dogon en aansluitend ook nog naar Timbouctou, daar waar ik tot op heden nog nooit was geweest. Ik kreeg diverse ongeruste emails en telefoontjes zelfs van mensen uit Nederland. Wees in het vervolg niet bang. Al is Mali een arm land en zijn de voorzieningen niet steeds optimaal, ik sla mij er wel doorheen en er is niet snel reden voor ongerustheid. Maar ik ben wel heel blij met het medeleven en iedereen heel veel dank, het heeft mij in elk geval een heel prettig gevoel.
En nu moet ik mij vandaag gaan herinneren wat ik (we) allemaal heb meegemaakt. "We" zijn Annegriet, Fret met hun twee schatten van kinderen Djûke (16) en Jardo (13). Ik pik wel een paar dingen uit mijn aantekeningen.
De eerste week, ik heb geen flauw idee meer. We hebben een bezoekje gebracht aan Mopti natuurlijk, we zijn naar de tuin geweest. De familie bezocht Djenné, enzovoorts.
Zaterdag 26 juli hebben we de auto gehuurd met Lassine als chaufeur om naar de Dogon te gaan. Met vier personen op de achterbank, eigenlijk teveel, maar het gaat. In Sangha charter ik mijn vertrouwde gids Sérou en we brengen een kort bezoekje aan de twee Ogol-dorpen. Het heeft onlangs geregend, waardoor vooral Fret zich een beetje stoort aan de viezigheid in de smalle straatjes. We zijn erg blij als we met Lassine naar de falaise rijden, waarbij de familie her en der uitstapt en op alle mogelijke manieren geniet van de prachtige natuur, de eerste Tellem-bebouwing en de schone lucht. Via Banani rijden we onderaan de falaise naar het campement van Keneko Dara, de broer van Amatigue, om ons voor te bereiden voor morgen op de voettocht naar de drie dorpen Youga.
Die voettocht is werkelijk een van de mooiste dingen die je in de Dogon kunt doen. Ik zelf heb hem twee keer eerder gelopen en het weerzien is elke keer weer een ongekende ervaring. De tocht loopt naar boven naar Youga-Piri, een Dogon-dorpje geheel ingeklemd in de rotsen. Alsof je een andere wereld binnen loopt. In het dorp drinken we een frisdrank en langzaam lopen we omhoog tot boven op de heuvel, om via kloven en spleten af te dalen naar het belangrijkste dorp van de Dogon: Yougadougourou. Het eerste beeld als je uit de kloof komt blijft altijd een verrassing, de prachtige oude Tellem-gebouwen, die onder de rotsen zijn gebouwd. We hebben het over bebouwing die duizend jaar oud moet zijn. Sérou komt daar niet elke dag en hij ziet zijn kans schoon om her en der een brief te bezorgen en foto's van Huib Blom uit te delen, de man achter de schitterende website www.dogon-lobi.ch, de man die al decennia het leven in Dogon-gebied vastlegt met de mooiste foto's. Sérou geeft af en toe tekst en uitleg. Hij vertelt over het Dama-feest. In Youadougourou moeten de andere dorpen toestemming vragen of ze een dergelijk feest mogen organiseren. Daartoe dienen ze zich te houden aan de regels: ze moeten een offer brengen, een offer in de vorm van een mens! Hij vertelt mij dat min of meer in vertrouwen, ik weet niet eens of ik dat hier mag opschrijven. Het slachtoffer wordt niet echt vermoord, maar met een fetisj raken ze iemand aan, die daarop met ze meegaat en sterft. Ze nemen haar en hart mee als bewijs en laten dat zien aan de hogon in Yougadougorou. Die beslist daarop dat aan de voorwaarden is voldaan en het Dama-feest kan doorgaan.
In de middag staat Lassine ons onderaan de heuvel met de auto op te wachten en brengt ons terug naar het hotel van Keneko.
Er is geen brood, maandagmorgen, maar geen nood, onze gids Sérou neemt het mee uit Sangha! Il n'y a pas de problèmes, in Mali is de oplossing altijd dichtbij.
De maandag gaan we alweer terug naar Sévaré, maar we bezoeken eerst het dorp Koundou Goumon, een dorp hoog aan de rotswand, waar drie jagers wonen met hun vrouwen en kinderen, alle drie broers. Tijdens de klim naar boven duidt niets erop dat er vaak toeristen naar boven klimmen, het is steil en er is boven niet zo heel veel te zien. Echter, wat er wel te zien is, is buitengewoon de moeite waard. Alom hangen trofeën aan de muren van de eeuwenoude bouwsels en twee van de drie broers lopen rond in jagerscostuum. Wat mij vooral verbaast is het feit dat twee winkeltjes met toeristische snuisterijen doen vermoeden dat de hele dag de toeristen af en aan lopen. Het is slechts schijn. Zodra de dorpelingen beneden de deur van een auto horen dichtklappen, komt het dorp in aktie. Ze hebben dan ongeveer een half uur de tijd om alle beelden en kettingen uit te stallen, de mannen trekken hun jagerskleren aan en wachten tot de bezoekers buiten adem boven komen. Maar of het vaak gebeurt wens ik te betwijfelen. Na een uurtje dalen we af, de familie een oud zwaard rijker en een mooie kruk. Het bezoek aan Ireli is daarop een beetje een teleurstelling, het is net een stap teveel. In Sangha nemen we afscheid van Sérou en rijden we terug naar Sévaré.
De familie haalt mij over om mee te gaan naar Tombouktou. Ik stribbel niet veel tegen. Ik ben vereerd dat ze graag met mij op stap gaan. Ik vind het ook gezellig met ze, al zal ik nooit meer kunnen zeggen dat ik nooit in Tombouktou ben geweest.
Het is woensdag als Lassine ons weer komt ophalen. Niets wijst er op dat we haast moeten hebben. Dus na het ontbijt komt de auto langzaam op gang om met steeds grotere snelheid richting Tombouktou te rijden. Na zes uur gaat er geen pont meer en de weg wordt slechter en slechter. Tot Douentza ligt er asfalt, soms met flinke gaten, de auto gaat af en toe behoorlijk te keer. Maar dan begint de piste. Vooraf sprak de autoverhuurder over een tocht van een uurtje of drie, dat bleken er vijf te worden, vijf uur van remmen en optrekken, van bulten en kuilen, van stukken wasbord tot mulle zandpaden aan weerszijden van de weg. We waren blij dat we eindelijk aankwamen aan de oever van de Niger, waar we met de pont zouden oversteken, een pont waar maar twee auto's op konden plus een vrachtwagen. We waren nèt op tijd, anders hadden we tot de volgende ochtend moeten wachten, getuige het lot van een andere auto, die net na ons arriveerde. De pont deed er een vol uur over om uiteindelijk in Kouriomé aan te komen, het kleine haventje in de buurt van Tombouktou. De laatste 19 kilometer is geasfalteerd en is een zegen voor ons en de vermoeide auto. We strijken neer in Campement La Paix, een sympathiek hotelletje aan de rand van de woestijn, vlak naast het monument waar "vrede" is gesloten met de rebellen der Touareg, een vrede die overigens zeer broos blijkt te zijn.
Op donderdag de 31ste wandelen we door Tombouktou, de lucht is vergeven van wit stof, het is niet overmatig warm. We lopen door de markt, we bezoeken de beroemde moskee en de bibliotheek, waar nog altijd oude manuscripten worden verzameld, die eeuwenlang door Touareg-families schijnen te zijn bewaard en nog steeds tevoorschijn komen. Aan het eind van de middag doet de familie een echt toeristische uitstap: per kameel naar een Touareg dorp in de woestijn. Ikzelf wilde graag in de haven van Kouriomé rondkijken. Zo bijzonder als de kamelen-rondrit, zo triest was mijn bezoek aldaar. Toen ik met Lassine aankwam had een betrekkelijk grote menigte zich op de uitkijk gezet. In de verte waren twee boten, waaronder de pont, bezig met de jacht op een nijlpaard. Een volstrekt oneerlijke strijd natuurlijk, geweren met enorme kogels, geen enkele partij voor het arme beest, die volgens het verhaal een van de vorige dagen een visser had aangevallen en in het ziekenhuis deed belanden.
Op een gegeven moment hoorde ik het ene schot na het andere. Gejuich vult de kade, een eindje verderop gillen de vrouwen van enthousiasme. Het beest werd daarop vastgemaakt aan de pont om hem naar de kade te slepen. De andere pirogue (boot) kwam eerder terug, op het dek een club stoere blanke jongens, die met hun armgebaren kond deden van hun heldendaden. Het stemde mij nog triester. Inmiddels was de kade volledig volgestroomd met de dorpelingen. Het beest werd op de wal gesleept, ik heb er niet veel meer van gezien dan een snelle glimp.
Ik was nog net op tijd terug in Tombouktou om de familie terug te zien komen van de kamelenrit.
We hebben gelukkig nog een heel gezellige avond gehad, waarbij ik door de emoties ook bijna teveel heb gedronken.
Vrijdag 1 augustus de dag van de terugtocht. Ik had er behoorlijk tegenop gezien, weer een uurtje of vijf gehos en gestamp. De pont wilde zonder ons vertrekken, eigenlijk hadden we een kwartiertje willen wachten om te zien of er zich nog een andere gegadigde zou aandienen, we konden nog net de kapitein met armgebaren bewegen terug te keren. Het betekende de pont voor onzelf, maar dat had ook zijn prijs. De oversteek had veel voeten in de aarde. We waren nog niet tien minuten op weg of een storm kondigde zich aan. Een bruin-grijze deken kwam over het water op ons toegerold en de kapitein besloot met de pont aan de oever voor anker te gaan. Na een minuutje of twintig werden de motoren weer gestart, maar de wind was eigenlijk zó sterk dat we geen meter opschoten. Al snel werd besloten een rustiger moment af te wachten en weer lagen we aan de kant. Om één uur konden we eindelijk aan de 195 kilometer naar Douentza beginnen. We hadden Lassine er van overtuigd, dat we echt niet zoveel haast hadden. Tien kilometer per uur minder snel waren duidelijk véél comfortabeler. Rond een uur of acht waren we eindelijk in Sévaré, waar het overigens echt koud aanvoelde, het had donderdag ervoor behoorlijk geregend.