Printversie

Willem Snapper's nieuwsbrief 124, 16 augustus 2009.

Waarin met de auto van Amsterdam naar Sévaré
en
Waarin "ik ben weer thuis"

zondag 9 augustus 2009
Sinds dinsdag 4 augustus ben ik terug op mijn post. Het is wel even wennen na een weer enerverende en geslaagde reis.
Op 19 juli reden we weg vanuit Amsterdam, uitgezwaaid door een aantal getrouwen. Ik was enigszins gestressed bij het laden van de auto. Het was mij niet duidelijk of alles er wel in zou passen. De zonnepanelen, alle waterpompen, de wasmachine en de speakers zaten er al in, maar er resten nog heel wat dozen en losse spullen. Wonder boven wonder paste alles precies en bleef er nog een redelijke ruimte over om te slapen. De tent zouden we in elk geval nooit gebruiken. Het zal een uur of elf zijn geweest dat we zijn weggereden. Ik ga niet de hele reis van dag tot dag beschrijven, dat wordt teveel.
Woensdag de 20e bezochten we Dramane in het dorp Cardedeu, 25 km voor Barcelona. Dramane, mijn (onze) pupil, die in Spanje is voor de medische behandeling van zijn botontstekingen en die daar nog wel een tijdje zal blijven. Hij is behoorlijk veranderd, groter geworden natuurlijk, een beetje de baard in de keel. Het was een bijzonder weerzien. Ondanks dat hij daar bij Alberto en bij Sandra over fantastische pleegouders beschikt, had hij ook wel heimwee naar Sévaré, heimwee naar zijn familie en zijn grand-mère. Jammer dat hij ze niet een keertje kan opzoeken.
Vrijdag kwamen we aan in Tarifa, het zuidelijkste puntje van Spanje voor de oversteek naar Marokko. Tot onze verbazing konden we niet mee, ze vervoerden gedurende twee weken uitsluitend autobussen, we moesten het vanuit Algeciras proberen, een tweemaal zo lange overvaart. De papieren voor de douane waren snel geregeld en zaterdagmorgen konden we de boot afrijden in Tanger. Natuurlijk belandden we in de fuik van het grenswezen. Chaos alom, rijen auto's die moesten worden gecontroleerd. Voor mij haalden ze een hele motorfiets uit een auto, daar viel wat aan te verdienen. Bij ons probeerden ze er ook een slaatje uit te slaan. Om te voorkomen dat we alles moesten uitladen, konden we onze auto laten scannen, dat kostte geld natuurlijk, maar na veel heisa konden we als laatsten het terrein van de douane verlaten, in totaal 80 euro armer. Ton wond zich er behoorlijk over op, ik ken het fenomeen en kan ermee leven.
We brachten de eerste nacht door in een hotel in Settat. Het in eerste instantie saaie stadje veranderde tegen de avond in een bruisend leven dat zijn weerga niet kende. De trottoirs waren bezet door verkopers van allerhande waren. In een hoek van het grote plein werden grote hoeveelheden fruit aangeboden. Op het plein zelf acteerden acrobaten en werd ander vertier aangeboden. Niet zo grootschalig als in Marrakech, maar veel puurder en een verademing vergeleken bij die grotere buur. Absoluut een bezoek waard. We vervolgden onze weg door de Hoge Atlas, richting de kust. We namen een dagje vrij in het kustplaatsje Sidi Ifni, waar Ton zijn heil zocht op het strand en ik naar de kapper ging en de totaal versleten schokbrekers van de auto heb laten vervangen (een geplande reparatie).
De eigenlijke tocht door de woestijn kon beginnen. Echt moeilijk is die niet, Amsterdam Sévaré is normaal gesproken geasfalteerd op drie kilometer na, tussen Marokko en Mauretanië. Ik was van alle kanten gewaarschuwd voor de Marokkaanse politie. Op elke hoek van de straat wordt gecontroleerd of je je aan de verkeesrregels houdt. En zo kregen ze mij te pakken in Guelmine. Ik had een stopbord over het hoofd gezien en het kostte mij 400 dirham (44 euro) en mijn goede humeur. De tocht verliep verder zonder problemen, de auto reed als een zonnetje, het was een genot om achter het stuur te zitten. Op de laatste pleisterplaats voor de Mauretaanse grens ontmoetten we Joèl, een Fransman die met een busje toeristen op weg was naar Mali en Burkina, begeleid door de Mauretaanse gids Sidi. De laatste wilde ons graag helpen bij de komende grensovergang.
De Marokkaanse kant verliep zonder problemen, al moesten we eindeloos wachten op de douaniers die elke scheet opschreven in dikke boeken. Tegen het einde van de ochtend konden we de drie kilometer piste nemen. Ondanks mijn woestijnervaring kwam ik in het zand vast te zitten. Ik moest op teveel dingen tegelijk letten. Het busje van Joèl reed te hard en die moest ik in de gaten houden om te zien waar ik moest rijden, maar tegelijk moest ik ook op de weg letten, kuilen en rotsen vermijden. Dat ging op zeker moment mis. Maar met de aanwijzingen van Sidi en de duwkracht van de Fransen uit het andere busje, kwamen we toch zonder veel moeilijkheden aan bij de Mauretaanse kant van de grens. Daar was in de loop der jaren wel het een en ander veranderd. De meeste houten hokken van weleer, die met karton waren dichtgeplakt, waren vervangen door stenen gebouwtjes. Alleen de laatste post had nog iets van de schamele allure van vroeger. Het karton was daar niet aan te slepen, het wachten was op het moment dat de hele boel zou instorten. Er werd ook voor hen gewerkt aan een nieuw stenen onderkomen. Sidi was een goede bekende daar. Hij kent alle mensen die daar werken en een beetje smoezen met de douaniers deed verder wonderen. De achterdeuren moesten pro forma even open, het kostte mij een vrijwillige bijdrage van 100 euro. Iedereen blij, Sidi ook. En oh ja, een Mauretaans visum was geen enkele moeite, wat heb ik betaald? Twintig euro per persoon! Goedkoper dan bij het visumburo en meteen klaar!
We overnachtten in Nouadibou en de volgende dag reden we al tot voorbij Nouokchott tot Kiffa, waar we in een te dure auberge overnachten.
De tocht door het zuiden van Mauretanië hoort tot de mooiere stukken. Duinen wisselen elkaar af met zacht groene weides. Het vee graast vredig het groene gras, langs de kant van de weg liggen evenwel honderden dode beesten die uit vrachtwagens worden gegooid als ze tijdens de onbarmhartige transporten naar de kust overlijden.
Voor Ayoun komen we bij een wegomleiding nog een keer vast te zitten in het zand. Er zat niet veel anders op dan de banden leeg te laten lopen en de bus met de hulp van het ganse dorp weer op gang te duwen. In Ayoun maken we ons laatste geld op en tuffen de volgende dag richting de Malinese grens. De Mauretaniers zou het worst wezen, maar ik zat behoorlijk in de rats voor de Malinese douane.
We waren van plan om de belangrijkste spullen uit te laden voordat we bij de douane langs zouden gaan. Een vriend van Papa Sow uit Kayes, die ons ter zijde zou staan, was niet aanwezig, evenmin als een vervanger. Voordat we het wisten passeerden we het inmiddels verplaatste douanekantoor en werden we achtervolgd en teruggefloten door een mannetje op een brommer. Schoorvoetend parkeerden we de auto op het terrein en wachtten af wat ging komen. De auto moest open natuurlijk. Ik had de DVD-speler die ik van Ruben en Melanie had gekregen een beetje verdekt opgesteld, in de hoop dat ze hem zouden vinden en mij van pas zouden komen bij de grenspassage. Dat plannetje slaagde wonderwel. Ze hadden bijna nog uitsluitend oog voor het apparaat, de zijdeur is nooit opengegaan, daarachter bevonden zich de werkelijk belangrijkste spullen (de panelen, de pompen en de wasmachine). De discussie verliep redelijk vlot, ze zouden hem kado krijgen als ze mij verder met rust zouden laten. Het was een deal.
We sliepen die nacht nog een keertje in de brousse. Klein weggetje ingeslagen en de auto neergezet. Ondanks de bosachtige omgeving geen muggen, in tegenstelling tot een plek in de woestijn voor Kiffa in Mauretanië, volkomen droog, tamelijk sterke wind, waar het wemelde van de muggen, bizar.
We worden 's-ochtends wakker met een enorme ontploffing. Op enige afstand klapte de voorband van een vrachtauto, die daarop onbestuurbaar zijn heil zocht in de bosjes. Geen gewonden gelukkig.
Gedurende de laatste 225 kilometer tussen San en Sévaré zien we honderden blinkende blote bruine ruggen van grondarbeiders die een eindeloze geul graven. Het zijn mannen die met houwelen en scheppen in de weer zijn met het graven van een goot voor een glasvezelkabel voor sneller internet van Orange, zoals Bakary mij later verzekerde. Het is bijna mensonwaardig hoe de ze hun lichamen in de zinderende hitte afbeulen, onbeschermd tegen een fel brandende zon. Zelfs van afstand zie je de zweetdruppels van hun lichamen druipen. Van machines hebben ze niet gehoord. Ze verdienen er hopelijk iets mee, al zal het wel weer rond het absolute minimum liggen. door hun inspanningen krijg ik misschien aan het eind van het jaar sneller internet!?
De thuiskomst in Sévaré was een verrassing. De Sanogo's maakten muziek, Yvonne stond klaar met een fles whiskey, verder waren daar Christian en Baba om Ton en mij te verwelkomen. Jammer was dat Founé, Austin en Pauli er niet bij waren, Founé was in haar dorp Kuonna nadat haar vader onlangs overleed. Het was evenwel een dankbaar weerzien. Ik ben weer thuis!

Natuurlijk heb ik het meteen druk. Ik moet de formaliteiten regelen voor de auto, die moet zo snel mogelijk naar de douane. Ton zal de papieren meenemen naar Nederland, hij vertrekt as vrijdag al. En hij wil nog graag naar de tuin in Sangubaka en ik ook wel.
De situatie daar viel mij niet helemaal mee. Het is een beetje een zootje. De watervoorziening is prima in orde, maar de vrouwen besteden de meeste tijd op de mil-velden, ook niet onbelangrijk, daar moet heel de jaarlijkse voedselvoorraad vandaan komen. Ik spreek een vergadering af voor as maandag, ik zou toch willen dat ze wat meer aandacht aan de tuin besteden, ook tijdens de regentijd.
Over regen gesproken. Die is voor een groot deel uitgebleven. In grote delen, vooral in het oostelijke deel, heeft het veel te weinig tot niet geregend, waardoor de oogst in het gedrang komt. De dag na mijn thuiskomst viel er wel een flinke bui en een week later deed het weer het nog eens dunnentjes over met een waarlijk waterfestijn, waardoor de nieuwe weg naar mijn huis zelfs helemaal onder water is verdwenen. Gelukkig ploegt mijn auto zich er wel goed doorheen.

Nadat Ton met de bus naar Bamako is vertrokken, had ik even het rijk alleen. Niet voor lang, want maandag al arriveerden GerritJan en Annette uit Amsterdam. Maar dat is in elk geval aangenaam bezoek. Dinsdags heb ik ze in Mopti afgezet, terwijl ik mij samen met Niangaly bezig hield met het zoeken naar een slang voor het leegpompen van de put in Sarédera. Dat kostte behoorlijk veel tijd zonder dat we de echt goede slang vonden. We zullen ons moeten behelpen. "On se debrouille." Ik heb ten slotte uit Nederland een nieuwe pomp meegenomen, die het water moet wegpompen, opdat de werklieden onderin de put verder kunnen werken. En woensdags zijn we met de grote bus naar Sarédera gereden, geladen met alle nieuwe spullen, met Niangaly met zijn equipe en de twee Amsterdammers. Aangezien ik maar twee plekken heb in de cabine, zat de rest achterin op gewone stoelen en de deur open vanwege de hitte achterin. In Sarédera was het direct "Williams merci" alom. En het feest kon beginnen met het leegpompen van de put. GerritJan en Anette genoten van het gebeuren en de kinderen ook trouwens. Ze veroverden onmiddelijk het waterbassin en lieten zich met de dikke straal natspuiten. Voor hen is het waterballet een welkom festijn, vergelijkbaar volgens mij met een middagje Efteling.
Niet lang daarna werd ik gebeld door hun kinderen, die met de Malinese Toyota uit Slowakije waren komen rijden. We konden ze uitleggen waar wij ons bevonden en zo kreeg het feest in Sarédera nog een extra vrolijke noot.

Ik ga niet mijn hele verblijf in Nederland beschrijven, maar ik heb erg goede herinneringen, dat is zeker. Ik ben ongelofelijk opgevangen door iedereen, ik ga maar geen namen noemen, het zijn er te veel. Zeker in het begin had ik het vanwege die nare steenpuisten enigszins moeilijk, maar de medicijnen en de fantastische verzorging op mijn logeeradressen hielpen mij daar gemakkelijk doorheen. Fietsen ging mij helemaal niet zo gemakkelijk af, dat viel best tegen, maar toch na een paar dagen was ik wel weer redelijk gewend aan het drukke verkeer. Door een gevoel van onzekerheid hield ik mij wel meer aan de verkeersregels dan vroeger. Goh, wat zijn er veel rode lichten.
Ik had, zeker in het begin, elke avond een geweldige eetafspraak, mijn eetclub had verder een bijzonder feestje georganiseerd ter ere van mijn verjaardag in het Noordhollandse Warder. Voor de rest hield ik mij voornamelijk bezig met kopen en kopen. Ik had trouwens al snel de Peugeot Boxer gevonden op marktplaats, het liep allemaal gesmeerd. Tegen het einde sloeg enige stress toe omdat een aantal dingen niet waren geregeld. Uiteindelijk is nog de laatste dag alles goedgekomen. De laatste stukjes van de puzzel hadden hun plek gevonden.
Ik dank mijn dierbare vrienden en familie voor alle goede zorgen. Zonder die steun zou het allemaal niet zijn gelukt.

En nu ben ik weer in Sévaré, ik ben òòk blij om weer terug te zijn. Ik merk de enorme verschillen tussen Europa en Afrika, het valt niet altijd mee, het is even wennen. Maar toen we bij Nioro de grens over waren overviel mij het mooie gevoel weer "thuis" te zijn!

Het is vandaag 14 augustus 2009.
Ik werk mij uit de naad. Ik vervang onder andere de achterruit van mijn auto, een ruit, die ik uit Nederland had meegenomen. Het werd tijd ook, er sijpelden de hele tijd kleine stukjes glas over de grond, niet ongevaarlijk met al die blote voeten overal. En ik heb de speakers getest voor het besnijdenis-project van Meni in de Dogon. Dat viel niet mee. De kabels die ik had gekocht waren van een abominabele kwaliteit, ik zal andere kopen. En ik heb de filmavond voorbereid. De good, the bad and the ugly in het Frans, om met een leuke binnenkomer te komen. Het liep nog aardig vol, het viel me mee. De film duurde tot bijna 12 uur. Een lange zit.
Vanavond nog zo'n spektakelfilm, je moet wat doen om je publiek terug te krijgen.
De regen was spelbreker, sterker nog, we hebben de hele installatie voor het begin ijlings binnen moeten halen, voordat storm en regen bezit namen van de bioscoop.
Om acht uur kwam Timbouktou terug, het werd een aardige chaos. Ze hadden kans gezien de auto in Timbouktou te verkopen, de auto moest meteen helemaal leeg, opdat de koper er weer mee terug kon rijden.

Dank jullie wel allemaal, laat ik één naam noemen: Ton, de geweldige "bij"-rijder, die een maand heeft opgeofferd om mij met mijn spullen terug te krijgen naar Mali!

Volgende week weer een normale nieuwsbrief.